1 | Claudianus, Claudius |
Verzamelde gedichten | |
2 | Celan, Paul |
Gedichten | |
3 | Wolkers, Jan |
Turks fruit | |
4 | Alighieri, Dante |
De goddelijke komedie | |
5 | Reve, Gerard |
De avonden | |
6 | Palmen, Connie |
De wetten | |
7 | MacCheyne, Robert Murray |
Laat U met God verzoenen | |
8 | Tolstoi, Leo |
Anna Karenina | |
9 | Biesheuvel, J.M.A. |
In de bovenkooi | |
10 | Schmidt, Annie M.G. |
Pluk van de Petteflet |
- Home
- achtergrond
- Een onvergetelijke hoofdfiguur
Een onvergetelijke hoofdfiguur
Kapitein Sjemonow van Hollands Glorie
Mijn eerste kennismaking met Hollands Glorie, de fameuze roman van Jan de Hartog over de zeesleepvaart, dateert van mijn zestiende jaar. Onze lerares Nederlands vond dit boek geen literatuur zodat het om die reden niet voor een boekbespreking in aanmerking kwam. Zij dweepte vooral met Arthur van Schendel, Frederik van Eeden en Aart van der Leeuw en de wereld van Jan de Hartog was vreemd aan haar gehele wezen, zodat ik het boek, dat thuis in de boekenkast stond, maar onaangetast liet.
Door A.G.M.F.Brok
Maar op een gegeven dag was zij niet aanwezig en kregen wij een vervanger, die Hollands Glorie wel de moeite waard vond. Op zijn initiatief las een klasgenoot, Aart geheten, hele passages voor. Wat hebben wij genoten. Vooral de enigszins pikante gedeelten smaakten als honing op de tong, met name het deel waarin de sleepboot Jan van Gent in Brest voor de wal ligt en enkele stokers het rosse nachtleven in zijn gedoken. Onder leiding van kapitein Sjemonow gaat de staf op zoek, kroeg in, kroeg uit en als zij op een gegeven moment in de deuropening van zo’n kroeg staan te wachten omdat Sjemonow in het gewoel is verdwenen, komt er, ik citeer nu letterlijk: “een pooier met een bouffante om, die zegt dat ze wat moeten drinken of opflikkeren, maar als de bootsman hem eens vertrouwelijk op de schouder heeft geklopt begrijpt hij dat hier zaken worden gedaan en wil hen nu fotografieën verkopen van blote gedaanten in een mapje. ‘Merci, ami,’ zegt Bout, ‘nous les fesons zelf.’”
Wel, dit was een welkome afwisseling na De kleine Johannes en Het fregatschip Johanna Maria. We lazen en herlazen Hollands Glorie en wisselden in de pauze bepaalde episoden uit. Mijn favoriete fragment was het bezoek van de staf van de Jan van Gent aan de Hollandse kolonie in Rio de Janeiro. Ze moeten dan allemaal in hun nette pak maar dat geeft de nodige problemen omdat kapitein Sjemonow geen frontjes meer heeft. De kok gaat dan de stad in met een touwtje om de maat aan te geven van de nek van de kapitein en komt na een half uur terug met een dik pak ‘Real American fake shirt for gentleman’, bestaande uit twaalf vellen dik papier in de vorm van een half hemdje. De man uit de galanterieënwinkel had het de kok bijzonder aanbevolen omdat het praktisch was en amusant bovendien, want als zo’n frontje vuil was geworden kon de gebruiker het afscheuren en dat twaalf maal en als bijzondere attractie stond op de achterzijde een vervolgverhaal ‘The rakish lover’.
Kapitein Sjemonow
Ik heb Hollands Glorie daarna vele malen herlezen. Vaak sla je zo’n boek weer open om bepaalde fragmenten over een van de hoofdpersonen nog eens te lezen. Zo’n figuur is kapitein Sjemonow. Het is zeer waarschijnlijk dat De Hartog deze Rus naar het leven heeft getekend want hij heeft zelf enige jaren op de grote vaart gezeten.
Iets meer dus over kapitein Sjemonow. Hoe luidt de kennismaking met hem? Hoofdpersoon Jan Wandelaar staat nog te aarzelen om aan boord te gaan van de sleepboot Jan van Gent wanneer de kapitein tevoorschijn komt. “Maar daar duikt een kanjer van een man uit de huttengang, een vormloze bul, met een kop en een gezicht vol haar, die een marinepet op het achterhoofd draagt als een dekzeiltje op een hooimijt. Hij weet, dat dàt nou Sjemonow is, nog voor de reus hem heeft gepeild en geroepen: ‘Wer biste? Schtuurman? Kom dan an boord. Goddoeme!’ […] Zij geven elkaar een hand, en die is raak; de reus bromt iets van: ‘Zo, zo,’ en ‘Boroer’, maar dan splijt zijn baard open en uit het rode gat, dat te voorschijn komt, schalt een dergelijke uitgelezen schaar aan vloeken, dat hij met verbazing blijft luisteren.”
Maar Jan Wandelaar en Sjemonow blijken het na enige tijd goed met elkaar te kunnen vinden, al blijft Wandelaar zich over de Rus verbazen: “Die Sjemonow is toch eigenlijk een beste vent. Hoe meer je hem leert kennen, hoe meer je op hem gesteld raakt. Natuurlijk, hij wipt ‘m nog al dikwijls en dat hoort niet voor een schipper ter grote sleepvaart; maar toch is het een beste vent, een zeevader, die eigenlijk veel meer steun geeft dan Bas deed. […] Sjemonow is er nooit op uit om steun te geven of raad, het enige wat hij weggeeft is een borrel op zijn tijd en wie hem om raad vraagt, krijgt een schop onder zijn zitvlak of een antwoord waaraan geen touw is vast te knopen. Maar hij geeft zekerheid en fiducie en hij laat zien wat Varen is, met een kopletter.”
“Wie bang is, zoals Henkie en later de rest, loopt even naar de brug met een kulletje, om te kijken of hij er nog staat en om zich uit te laten vloeken […] Sjemonow blijft onstuimig van vrolijke strijdlust zolang de zee hol staat, dan gaat hij naar zijn hut en als hij daar ziet dat een patrijspoort zich gewonnen heeft gegeven en het lampje voor het heiligenportret is uitgeblust, schrompelt hij in elkaar tot een groot, nat kind, dat een wacht lang moet zitten murmelen en wriemelen met een kettinkje met kralen om de schade weer in te halen en de schutspatroon onder het dekentje van roet murw te bidden en genadig te doen zijn. Maar dat gebeurt nooit te vroeg, hij denkt altijd pas aan zijn zieleheil als hij gemist kan worden. En zo hoort het ook, voor een kapitein.”
Hollands Glorie en Jan de Hartog
Hollands Glorie is een boeiend, barok en onevenwichtig boek, dat vanaf zijn verschijnen in 1940 tot op heden een groot lezerspubliek heeft getrokken. Het eerste deel, waarin kennis wordt gemaakt met een aantal hoofdpersonen, is typisch Dickensiaans in die zin dat het verhaal ondergeschikt wordt gemaakt aan de beschrijving van situaties en personen. Er gebeurt in feite vrij weinig. Een zeesleepboot vaart met een paar slepen de halve wereld rond. Toch is dit deel veruit het leukst om te lezen. Jan de Hartog moet dit gedeelte met enorm veel plezier hebben geschreven, de vonken spatten ervanaf.
Het tweede en vooral het derde deel van het boek zijn het minst boeiend. Er gebeurt wel het een en ander, doch een zekere melodramatiek is soms storend aanwezig. Het lijkt net of Jan de Hartog niet goed wist hoe hij verder moest gaan. Het vierde en vijfde deel daarentegen zijn wel weer boeiend omdat nu vooral het verhaal overheerst.
De schrijver Jan de Hartog had er al een rumoerige loopbaan op zitten toen hij aan Hollands Glorie begon. Hij had ervaring met het zeemanschap. Zo had hij als een ‘bramzijgertje’ op de grote vaart gezeten en was hij bovendien werkzaam geweest bij de Amsterdamse havenpolitie, wat hem de inspiratie opleverde voor een vijftal detectiveromans, waaronder Spoken te koop en Linkerbeen gezocht. Deze boeken schreef hij onder het pseudoniem F.R. Eckmar, een wat vreemde betiteling voor ‘verrek maar’, gericht tegen het toenmalige kunstestablishment, dat Jan de Hartog als schrijver niet serieus nam.
Het was de directeur van Elsevier, Terry Klautz, die Jan de Hartog benaderde voor een roman over de zeesleepvaart. Hij zegde De Hartog iedere maand 125 gulden toe, zo lang hij aan het boek werkte. (NB Jan de Hartog noemt zelf in zijn boek De Vlucht een bedrag van 50 gulden, maar het bedrag dat Klautz noemde ligt in mijn ogen dichter bij de waarheid). De schrijver maakte dan ook geen haast. Dit werd Klautz te gortig. Tijdens een bezoek aan het nieuwe gebouw van Elsevier liet hij De Hartog ook het vertrek zien waar schrijvers eventueel konden overnachten als het erg laat was geworden. Zodra De Hartog die kamer had betreden, deed Klautz de deur op slot en riep door het etensluikje: “Nou rotzak, daar staat een schrijfmachine. Nu maak je gvd eerst dat boek af en voor die tijd kom je er niet uit.” Het lijkt sterk op de handelwijze van de impresario Barbaja, die Rossini op dezelfde wijze opsloot toen die ook maar niet opschoot met zijn opera Otello. Binnen twee weken is het boek dan af en wordt een goudmijn voor de uitgeverij. Samen met de Winkler Prins Encyclopedie houdt Hollands Glorie Elsevier tijdens de oorlogsjaren overeind. Er worden in die jaren minstens honderdduizend exemplaren van het boek verkocht.
Hollands Glorie werd zo populair dat ook de op last van de bezetter opgerichte Kultuurkamer interesse toonde. Het zat de staf van de Kultuurkamer namelijk behoorlijk dwars dat er maar zo weinig schrijvers van naam zich hadden aangemeld, zodat er alleen maar tweederangs schrijvers en opportunisten op hun ledenlijst stonden. Al het mogelijke werd dan ook aangewend om twijfelaars over de streep te trekken. En zo probeerde van Ham, hoofd van de afdeling Boekwezen van het letterengilde, ook Jan de Hartog te strikken, want Hollands Glorie, dat in oktober 1940 voor het eerst was verschenen, beleefde in januari 1942 al de zeventiende (!) druk. Er waren meer dan 100.000 exemplaren verkocht. Maar de Hartog bedankte vriendelijk voor de eer. Sterker nog, hij hield overal in den lande druk bezochte lezingen waarin hij zijn vaderlandsliefde niet onder stoelen of banken stak. Zijn handelswijze werd door de Duitsers met argusogen bekeken. Toen hij dan ook op een gegeven moment in Wageningen zonder een moment te aarzelen rechtsomkeert maakte omdat bij de boekhandel, waar hij zou optreden, het bordje ‘Voor joden verboden’ voor het raam hing, was voor de Duitsers de maat vol en wilden zij hem oppakken. Den Hartog was echter gewaarschuwd en dook onder. Enkele maanden later vluchtte hij via Zwitserland, Frankrijk en Spanje naar Engeland, een tocht die hij in De Vlucht, in 1999 verschenen, heeft beschreven.
Besluit
Jan de Hartog is later een beroemd schrijver geworden, die vooral in Amerika zijn brood heeft verdiend. Maar het succes van Hollands Glorie blijft uniek in zijn oeuvre Iedere keer, als ik het boek weer in handen heb, blijf ik snuffelen, passages herlezen en genieten van de smeuïge verteltrant. Ik weet het, officieel is Hollands Glorie geen literatuur, er staan kromme zinnen is, er zijn ongebruikelijke woorden en er is door literatuurwetenschappers ongetwijfeld nog veel meer op aan te merken. Maar het is tintelend en geladen geschreven, het is met recht de geïnspireerde roman over de zeesleepvaart Hollands Glorie.
Bronnen
Jan De Hartog, Hollands Glorie; 24ste druk, Elsevier, Amsterdam, 1950
Jan De Hartog, De Vlucht, De Prom, Amsterdam, 1999
Philip Eisenbein, Bel canto bully, Haus Publishing Ltd, Londen, 2013
Gerry van der List, Meer dan een weekblad, Bert Bakker, Amsterdam, 2005
Reacties op "Een onvergetelijke hoofdfiguur"
No comments yet