1 | Funke, Cornelia |
De dievenbende van Scipio | |
2 | Ilf en Petrow |
De twaalf stoelen | |
3 | Brendel, Alfred |
Een vinger te veel |
archief
Waar blijft de renaissance?
2012 zal de geschiedenis ingaan als het jaar van de doemscenario’s in boeken, die geen van allen uitkwamen. Voor hetzelfde geld staan we op de drempel van een renaissance – zonder dat we ons kunnen voorstellen hoe die zijn beslag krijgt.
Schrijvers, uitgevers en lezers, verenigt u! roept de boekenbijlage van NRC Handelsblad ons op 2 november van het - bijna - afgelopen jaar toe. Journalist Arjen Fortuin maakt een rondgang door literair New York; al snel tekent zich een maar al te herkenbaar beeld af. Ook aan gene zijde van de plas regeren de ijzeren wetten van de markt en geven verkoopcijfers de doorslag, en niet de kwaliteitsoverwegingen.
Bizar, maar wel typerend voor de huidige verhoudingen, is de situatie ten kantore van het gerenommeerde Newyorkse uitgevershuis Knopf. Daar zetelt de legendarische editor at large Gary Fisketjon, de man die Raymond Carver en Patricia Highsmith terzijde stond en auteurs van de brat pack generatie lanceerde, zoals Brat Easton Ellis en Jay McInerney; zonder hem, zo wil de mythe, was het met The Secret History (Donna Tartt) nooit iets geworden. Tevens is of was hij redacteur van de Engelse schrijvers Julian Barnes, Ian McEwan en Martin Amis. De grootmeester heeft bij Knopf een eigen kantoortje, wat van diens collega’s niet kan worden gezegd; die zitten (zoals Fortuin het theatraal uitdrukt) met zijn allen ‘in cubes van wit plastic als batterijkippen op elkaar gepakt – om plofboeken te maken.’ Belichamen deze batterijkippen de mainstream en Fisketjon de in de marge gedrukte elite?
Laten wij voor het gemak even stellen dat er twee kampen zijn, “kwaliteitsridders” versus “boekondernemers” die dalende winstcijfers met hoge oplages proberen te pareren. Maar ook iemand als Fisketjon begrijpt natuurlijk dat je kaskrakers nodig hebt om de boel drijvende te houden en gedurfde publicaties mogelijk te maken; en ook een “boekondernemer” is heus niet wars van kwaliteit. En alle uitgevers in New York, welke “school” ze ook aanhangen, menen te weten dat het papieren boek zijn tijd heeft gehad. Nee, voor zover je al van “kampen” kunt spreken, is er maar één werkelijk verschil. De “kwaliteitsridders” blijven de opvatting trouw dat er met diepte-investeringen in kwaliteit en goede ideeën uiteindelijk altijd geld te verdienen valt. De loopbaan van Fisketjon bewijst dat die opvatting in eerdere decennia valide was. Maar is dat nog zo? Of noopt de omloopsnelheid waarmee titels komen en gaan – en dus verkocht moeten worden – tot de productie van “plofboeken”?
De “ouderwetse” boekhandel heeft het zwaar te verduren. In de Verenigde Staten verdween de boekwinkelketen Borders van het toneel, wat voor de hele branche een dreun heeft betekend, want door een dergelijke catastrofe krimpt de afzet van nieuwe titels. De mogelijkheden om een divers aanbod van boeken “in de markt te zetten” nemen weer verder af. In Europa en in Nederland gebeurt hetzelfde. Wonderlijk genoeg is de reden voor die malaise niet, of niet overwegend, dat mensen minder boeken kopen. Zeker, er is een terugloop in omzet, maar die is met enkele procenten per jaar niet dramatisch te noemen. Een belangrijker factor voor de boekhandelcrisis is dat mensen hun lectuur massaal inkopen via digitale warenhuizen – daartegen leggen boekhandels het af. En doordat de fysieke winkels minder scheutig met schapruimte kunnen zijn dan de firma bol.com, worden uitgeverijen behoudender in hun beleid. Tot voor kort zagen uitgevers er geen been in om debuten, experimenten of waagstukken te bekostigen met gegarandeerde succestitels. Nu in de gerenommeerde boekwinkel de vrije ruimte tussen winkeldochters en kaskrakers afneemt, verandert dit.
Daardoor zijn ook de vooruitzichten voor publicerende schrijvers tamelijk somber. Van de “middenmoters”, auteurs die vroeger een paar duizend exemplaren konden “wegzetten”, worden nu hooguit een paar honderd boeken verkocht. Steeds vaker gebeurt het dat auteurs met een reeks titels op hun naam ineens nul op het rekest krijgen bij de uitgeverij waar zij zich kind aan huis waanden. Steeds vaker worden manuscripten afgewezen om redenen van economische aard, niet om redenen van kwaliteit. Vroeger onderhielden de schrijver en zijn redacteur een platonische liefde; nu krijgt de auteur hoe langer hoe meer het gevoel dat hij slechts handel aanbiedt – of handel is. Steeds meer schrijflustigen hebben het doel om gepubliceerd te worden opgegeven: hun streven is nu om dan maar zelf te publiceren, om je eigen uitgever te worden, en de digitalisering van het boek vergemakkelijkt dit. En de constante in dit verhaal is de schrijflust. Miljoenen mensen willen schrijver worden; soms lijkt het of er meer aspirant-schrijvers dan lezers zijn. En die schrijvers laten zich kennelijk niet afschrikken door de treurnis van de boekenmarkt. Misschien wijst ook dit fenomeen op een renaissance die maar niet door wil breken.
Naast een massa kommer en kwel vallen er ook wat succesverhalen op te tekenen: de boekhandels Paagman in Den Haag en Athenaeum in Amsterdam doen het goed, Het Paard van Troje in Gent beleefde in 2012 zelfs een groei van tweehonderd procent, terwijl die boekhandel amper een bestseller verkocht heeft en dit jaar ook nog moest verhuizen. De boekhandelaar schrijft de aantrekkelijkheid van zijn zaak toe aan de keuzes die hij maakte – keuzes die voor het publiek merkbaar zouden zijn: ‘Klanten willen duidelijkheid en duiding.’ Wat helpt is dat het Paard van Troje horeca in de zaak heeft binnengehaald en een groot Engelstalig aanbod heeft – dankzij een exclusief samenwerkingsverband met de exclusief Angelsaksische boekhandel Sterling Books, gevestigd te Brussel en Amsterdam. Maar wat bewijzen zulke succesverhalen? Niet dat er een formule voor succes is, want dan had iedereen die wel toegepast. Niet de succesverhalen zijn vreemd; de schaarste aan succesverhalen is vreemd. Als boeken – zelfs boeken van papier - succesvol kunnen worden verkocht, waarom lukt dit dan niet over de hele linie?
Misschien hangt er inderdaad een literaire renaissance in de lucht en is het wachten daarop. Maar renaissances dwing je niet af. Eén ding is wel duidelijk: de kwaliteit waarin geïnvesteerd moet worden betreft niet alleen de boeken en de schrijvers, maar ook de lezers, de ambiance, het literaire leven.
Sommige uitgevers plegen diepte-investeringen in kwaliteit door creatief te reageren op de omstandigheden of door hun rol anders te definiëren. Arjen Fortuin praat op zijn rondgang door New York met Richard Nash, die van uitgeverij Red Lemonade een soort platform of schakel tussen lezers en schrijvers heeft gemaakt: de tijd dat een uitgever voor god kon spelen is zijns inziens voltooid verleden tijd. Met communities, leesclubs en niet-papieren debuten maakt hij slim gebruik van de voortschrijdende digitalisering. Of de man er rijk van wordt is de vraag; maar naamsbekendheid heeft hij er alvast wel mee verworven. En zo zijn er wereldwijd meer initiatieven aan te wijzen: uitgevers die als schrijfcoach of gelegenheidsgevers optreden, Printing on demand-firma’s die gaan letten op kwaliteit, en wat al niet. Op alle fronten leveren de “kwaliteitsridders” strijd. Waarom blijft de literaire renaissance dan uit?
Sommigen wijten dit aan het publiek. Aan het verval van Bildung in het huidige onderwijs, om precies te zijn. Er gaapt naar hun zeggen een niet te dichten kloof tussen elitecultuur – de natuurlijke habitat waarin literaire belangstelling, debatten en belezenheid tot hun recht komen – en de massacultuur die tegenwoordig ook de relatief hoogopgeleiden in zijn greep heeft.
Misschien.
Maar het denken in massieve tweedelingen staat het elan van de verhoopte renaissance in de weg; en daarom breng ik, alle narigheid ten spijt, een toast uit op het nieuwe jaar; en op al die schrijvers, uitgevers, boekverkopers, lezers en o ja, recensenten! – die in 2014 de voorlopers blijken te zijn geweest van de renaissance die in 2013 losbarstte.
Met dank aan Tjark Kruiger