1 | Claudianus, Claudius |
Verzamelde gedichten | |
2 | Celan, Paul |
Gedichten | |
3 | Wolkers, Jan |
Turks fruit | |
4 | Alighieri, Dante |
De goddelijke komedie | |
5 | Reve, Gerard |
De avonden | |
6 | Palmen, Connie |
De wetten | |
7 | MacCheyne, Robert Murray |
Laat U met God verzoenen | |
8 | Tolstoi, Leo |
Anna Karenina | |
9 | Biesheuvel, J.M.A. |
In de bovenkooi | |
10 | Schmidt, Annie M.G. |
Pluk van de Petteflet |
- Home
- achtergrond
- Amsterdam Centraal
Amsterdam Centraal
Nu Nederland door oorlogen en armoede asielzoekers grote getale asielaanvragen binnenkrijgt begint het land onrustig te worden. Wie zijn die mensen, wat zijn ze van plan en hoe lang zijn ze hier? Gaan ze integreren? Hoe dan? Waar moeten ze wonen? Gaan ze werken? De tolerantie lijkt te zijn grens behaalt te hebben. De tolerantie van een eens zo liberaal land, met als schoolvoorbeeld Amsterdam. Om na te gaan hoe tolerant en gastvrij Amsterdam is gaan we te raad bij drie schrijvers: Geert Mak, Erika Kuijpers en Russell Shorto.
Geert Mak , Een kleine geschiedenis van Amsterdam.
Geert Mak beschrijft het verleden alsof hij er pas nog in rond gelopen heeft, en zelfs de bagger van de sompige Kalverstraat uit de vijftiende eeuw nog nat aan zijn voeten kleeft, en met een passie zoals je alleen het eigen ouderlijk huis zou beschrijven.
Amsterdam, zo vertelt Mak, is een relatief jonge stad dat werd drooggelegd door de bevolking die er dijken aanlegde. Men woonde vlak achter de dijken. Ziekten, overstromingen en branden kregen de Amsterdammers om de haverklap te verduren en dit maakten mensen nederig, nuchter en Godvrezend. Men voelde zich niet beter dan een ander en waren met name sterk in het collectief. Amsterdam was door de mensen gezamenlijk gemaakt en zo werd het ook gevoeld. Het land was van de Amsterdammers zelf.
Aanvankelijk was de stad vrij open maar gaandeweg werden stadmuren en poorten gebouwd, nog later zelfs hele fortificaties die iedere nacht hermetisch werden gesloten. Hierdoor ontstond er ook een economische en sociale grens. Er was een groot verschil tussen behandeling van poorters (mensen die het recht hadden verworven om in de stad te wonen) en niet poorters.
Geert Mak vertelt hoe de bouw van stenen huizen in de zestiende – en de zeventiende eeuw het mogelijk maakte een haard met schoorsteen in een zijmuur te bouwen en daarbij het dak af te sluiten wat een vertrek veel meer warmte gaf. Rond deze binnenhaart kroop men weg in tijden van koude en hier voltrok zich het privéleven, dat zich afscheidde van het lichte voorhuis waar het openbare, zakelijke leven centraal stond. Deze tweedeling (bij de binnenhaard een besloten gezelschap, en in het voor in het huis de welgemeende openheid van de koopman) is erg bepalend geweest voor het gedrag van de Amsterdammer. Het knusse priveleven voltrok zich uit het oog van de buitenstaander. De Amsterdammer is open tot op een bepaalde hoogte.
Waar je een opstand zou verwachten kwam hij niet, zoals toen Amsterdam de Spaanse vijand financieel, logistiek ondersteunde en van proviand voorzag. Indien er handel in het spel was verviel loyaliteit aan het vaderland. En handel was er in overvloed nadat Spanje in 1585 Antwerpen ingenomen had . Sindsdien had Amsterdam het stokje overgenomen van Antwerpen als grootste handelsstad van het westen. Het bevolkingsaantal van Antwerpen halveerde snel, ambachtslieden en handelaren trokken en masse naar Amsterdam. Ook Sefardische joden uit Portugal, op de vlucht voor de inquisitie, kwamen in Amsterdam wonen door de relatieve vrijheid die zij er kregen. Helaas was het voor de Joden niet toegestaan lid van een gilde te worden waardoor zij vooral op de handel waren aangewezen. Er kwamen ook veel Polen en Duitsers. Jarenlang kwam meer dan de helft van de jonggehuwden van elders. De immigranten maakten de stad rijker door de kennis en de mogelijkheden die zij met zich meebrachten.
Nieuwkomers waren het over een ding eens: Amsterdammer waren in de eerste plaats vervuld van handel, iedereen handelde wel ergens in. Verder werd vervoer punctueel geregeld en er was een wisselbank zodat de handel werd vergemakkelijkt. Toch lukte het niet iedereen om een graantje van de voorspoed mee te pikken en met name veel immigranten vielen buiten de boot en deze mensen moesten bedelen, gingen stelen of kwamen in de prostitutie. Er ontstonden grote illegale krottenwijken. Er waren ook mensen in gijzeling, op doorreis: zij waren slachtoffer van de bloeiende Amsterdamse slavenhandel. Geld speelde ook hier een grotere rol dan fatsoen, moraal of prestige. Geert Mak beschrijft in zijn boek ook andere tijden dan de Gouden Eeuw die de stad bepaalden. Hij duidt het gebrek aan heldenmoed van de Amsterdammer bij de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Hij beschrijft hoe de politiek en ambtenarij in de twintigste eeuw steeds meer de macht toe-eigenden. De grote stadsvernieuwingen die hierdoor plaatsvonden hebben geleid tot een nog grotere opdeling van werk en privéleven, en tot segregatie van bevolkingsgroepen. Hierdoor voelen de mensen zich niet meer zo sterk met elkaar verbonden en dat schept een onvrede die tot op heden wordt gesust met sociale voorzieningen. Geld bindt wederom de Amsterdammers. Daarnaast laat hij zien dat de wil om samen te werken en samen op te treden indien dit nodig is momenteel nog maar mondjesmaat aanwezig is. Het gevoel tezamen voor het grotere geheel te werken, zoals de Amsterdammers dat vroeger hadden, ontbreekt.
Geert Mak , Een kleine geschiedenis van Amsterdam. 367 blz., geïll., Atlas 1995
Erika Kuijpers, Migrantenstad. Immigratie en sociale verhoudingen in 17e-eeuws Amsterdam
In de zeventiende eeuw dijde de stad Amsterdam in hoog tempo uit en trok vele nationale en internationale migranten aan. De meeste migranten in de zeventiende eeuw waren Duitsers, Denen, Noren en Zweden. Wie waren zij en hoe werden zij in Amsterdam ontvangen? Waar gingen ze werken en wonen en onder welke omstandigheden? Dat alles is terug te vinden in dit boek. Kuijpers heeft zeer gedegen archiefonderzoek gedaan. Haar uitvoerige argumenten worden onderbouwd met veel kwantitatieve informatie.
In de zeventiende eeuw trokken vooral kleine boeren, dienstpersoneel en ambachtsgezellen naar Amsterdam, gedreven door armoede na rampspoed of oorlog. De pullfactor om naar Amsterdam te komen was een grote werkgelegenheid voor laagopgeleiden. Daarbij waren er ook charitatieve instanties die toesprongen indien mensen zichzelf niet langer konden bedruipen, Amsterdam stond in de omstreken bekend om deze barmhartigheid. Nieuwkomers werden vaak lid van de goedkopere gilden (kleermakers, schoenlappers) waarbij geen- of een zeer korte leertijd vereist was. Veel migranten konden slechts ongeschoold- en tijdelijk werk vinden en werden slecht betaald.
Niet iedereen had bij aankomst plannen om zich in Amsterdam te vestigen. Kuijpers ontdekte dat vooral mensen die zich permanent vestigden mensen waren met een gezin of mensen die een maatschappelijke verbondenheid hadden. Duitsers en Nederlandse immigranten integreerden ook goed omdat zij sneller de taal spraken. Zij werden het snelst werden toegelaten tot instellingen en zij integreerden het beste. Dienstmeisjes die in huis trokken bij de werkgever integreerden eveneens goed.
Immigranten die minder integreerden vormden een nieuwe onderklasse. Deze mensen hielden er andere normen en waarden op na, ze leefden in een gesloten groepen, waren ongeschoold en spraken de taal niet. Doordat Amsterdam de enorme toestroom van gelukszoekers en vluchtelingen op een gegeven moment nauwelijks meer kon bijbenen werden de criteria van liefdadigheidsinstellingen aangescherpt en lidmaatschap van de gildes werden duurder. De kosten van het poorterschap waren eveneens behoorlijk. Zo ontstond er een ‘substad’ met illegale, arme mensen (proletariaat) met tijdelijke banen of zelfs geen werk.
Pas toen de vraag naar ongeschoolde werknemers nijpend werd verzon men het gratis ingezetenschap om de middengroep van winkeliers en ambachtslieden groter te maken. De echte onderklasse zonder enig kapitaal of scholing had daar niet zoveel aan. En hoewel in slechte tijden de sociale instellingen meer geld uittrokken voor de armen, werden de mensen die niet sociaal gebonden waren aan een instelling of aan een familie als eerste de toegang tot een charitatieve instelling ontzegt. Toch was de kans op werk voor migranten nog steeds groter dan elders in West-Europa en daarom bleef deze inmiddels overvolle stad mensen aantrekken als een magneet.
Kuijpers, Migrantenstad. Immigratie en sociale verhoudingen in 17e-eeuws Amsterdam, Amsterdamse historische reeks. Grote serie XXXII; Hilversum: Verloren, 2005, 447 blz., b 29,-, ISBN 90 6550 852 X.
Russell Shorto, Amsterdam, A History of the World’s Most Liberal City
Amsterdammers hebben eeuwen geleden gezamenlijk het land op het water bevochten. De invloed van het water en andere ontberingen maakten de Amsterdammers individueel sterker. Diezelfde extreme condities hadden tot gevolg dat men de handen ineensloeg en ging samenwerken. Zij maakten dijken en zij droegen gezamenlijk bij aan het onderhoud van die dijken. Nog steeds draagt men gezamenlijk bij aan het onderhoud van de dijken. Het land is van de mensen. Al sinds het ontstaan van de stad innen zij zelf huur en verhandelen zij zelf eigendommen. Onderdanigheid aan machthebbers was,- en is hen vreemd.
Amsterdam heeft een compromiscultuur waarin iedereen zijn zegje heeft en waarin persoonlijke vrijheid een groot goed is. Het is een stad dat gewend is aan rare accenten, religies en smaken. Het is ten eerste een handelsstad. Een andere kant uitkijken lijkt in Nederland veel op gedogen: het accepteren van rare of illegale activiteiten. Indien er afwijkende incidenten zijn in Amsterdam worden die dit tot nu toe gesmoord door mensen hun zegje te laten doen of door geld te geven. Samen onderhouden we een gemeenschap van individualisten. Omdat bij levensbedreigende gebeurtenissen het lot van de achterblijvende naasten minder hard treft heerst er minder angst om risico’s te nemen. De familie in nood zal immers door het sociale systeem worden opgevangen. Daardoor is men in Nederland zelfs vrijer dan in Amerika, zegt de schrijver.
Multiculturalisme is een geloof dat de gemeenschap actief zijn culturele minderheden moet ondersteunen en accommoderen. Het idee komt uit de zeventiger jaren, in het bijzonder uit Amsterdam volgens de schrijver. Het idee faalde echter; het leidde tot veel aan elkaar grenzende getto’s waartussen niet veel uitwisseling plaatsvindt.
Voor wat betreft de tolerantie van de Amsterdammers vraagt hij zich af wanneer de rek er uiteindelijk uitgaat. Hij vindt de situatie momenteel zeer explosief. Hij schetst de gezamenlijke pogingen van publieke figuren zoals Aboutaleb en Cohen om zij aan zij ‘de boel bij elkaar te houden’ na de moord op Theo van Gogh en zet dit tegenover de radicale benadering Ayaan Hirsi Ali die de overtuiging heeft dat er niets bij elkaar te houden is zolang niet iedereen in Nederland de scheiding tussen kerk en staat accepteert .
Hoewel twijfel over de zuiverheid en standvastigheid van het Amsterdamse liberalisme door het hele boek te voelen is , worden wij ook meegenomen in de liefde die de schrijver voor deze stad heeft. De schrijver vermoedt dat het Nederlands liberalisme kans maakt om op een totale chaos af te stevenen. Met een overlegcultuur als die van Nederland kan de natie niet snel genoeg anticiperen op uitdagingen of dreigingen die serieus genomen moeten worden, daar waar andere landen dat wel kunnen. De zekere bescheidenheid en het relativeringsvermogen dat hij in Amsterdam vindt, ziet hij terug in de stedenbouw. Hier zijn geen imposante wolkenkrabbers – maar, zo eindigt hij: the advantage of a modest skyline is the seemingly limitless horizon. Russell Shorto trakteert de lezer op een imposant notenapparaat en een zeer uitgebreide bibliografie. Een uiterst handige index is achterin het boek verwerkt.
Russell Shorto, Amsterdam: A History of the World’s Most Liberal City.
New York, Vintage Books, 2014
Reacties op "Amsterdam Centraal"
No comments yet